Essent had beter moeten weten

Het schaatsseizoen werd vorige week in stijl afgesloten: met een rel. Energiebedrijf Essent werd genoodzaakt een promotionele actie rond Sven Kramer aan te passen. Dat gebeurde op last van NOC*NSF vanwege ongeoorloofde associaties met de Olympische Spelen.

Het is dankbaar voer voor de media, de schermutselingen tussen rechtenhouders, officiële sponsors en niet-officiële ‘sponsors’. Daar is zelfs een officiële term voor: ambush marketing. Van ambush marketing is sprake als een merk zich uitdrukkelijk afficheert als Official Sponsor van bijvoorbeeld de Olympische Spelen, maar dat niet is. In haar communicatie maakt dat parasiterende merk gebruik van Olympische terminologieën of associaties, zoals het Olympische logo (de ringen) en de term Olympisch. Dat roept verwarring op bij de consument, die daardoor geen onderscheid kan maken tussen de ‘echte’ en de ‘onechte’ sponsor. Het is daardoor van invloed op de effectiviteit van de sponsoring van de ‘echte’ sponsor, met als gevolg dat die zich gaat afvragen of het betalen van de enorme sponsorbedragen nog wel loont.

Het IOC moest wel maatregelen nemen om haar positie te beschermen. De oplossing werd gevonden in het beschermen van het intellectuele eigendom. Vrijwel alle rechten van de Spelen (IOC-logo, LOC-logo, uitdrukkingen, associaties, mascottes, naam van de organiserende stad en dergelijke) zijn wereldwijd beschermd. In de gast-steden is er zelf speciale wetgeving om iedere vorm van inbreuk, bijvoorbeeld op buitenreclame en in het luchtruim, te voorkomen. Dat is een eis die al wordt gesteld in de bid-procedure, als steden zich kandideren om de Spelen te organiseren.

Het is dus duidelijk vastgelegd wat er mag en wat er niet mag. Nu naar de specifieke casus. Wat is er hier aan de hand? En wie heeft er gelijk? Is het de rechtenhouder, NOC*NSF als lokale vertegenwoordiger van het IOC, die zich terecht beschermt tegen een inbreuk op een Olympisch merk? Of is het de sponsor, Essent, die reeds jarenlang het schaatsen ondersteunt en die in aanloop naar het belangrijkste schaatsevenement ter wereld duidelijk wil maken dat zij een betrokken sponsor is?

Essent wil inhaken op haar betrokkenheid bij het schaatsen en de Nederlandse kansen in Vancouver 2010. Met een promotie onder de naam Svencouver, die tot doel heeft meer klanten en omzet te realiseren. Uiteraard staat het Essent vrij deze actie te voeren. Maar als Essent dat doet, moeten ze zich houden aan de spelregels. En daarbij had het bedrijf moeten beseffen dat het gebruik van Olympische ringen (in de advertentie) en een woord dat overduidelijk inhaakt op Vancouver problemen zou oproepen. Begrijpelijk dus dat NOC*NSF daar tegen optreedt.

Essent, een ervaren sponsor, had beter moeten weten. Het bedrijf is al eerder in aanraking gekomen met de Olympische merkpolitie, namelijk bij de vorige Winterspelen. Een speciaal programmagidsje dat ten tijde van Turijn 2006 werd uitgegeven door het weekblad Sport International was gedoopt tot Olympische TV-gids aangeboden door Essent. Ook toen kwam NOC*NSF in het geweer, maar deze kwestie is destijds geschikt.

Essent meent dat zij geen blaam treft en het woord Svencouver rechtmatig mag gebruiken. Maar bij de eerste de beste boze brief van NOC*NSF wordt de naam van de actie direct veranderd, om ‘de sport en de sporters niet in verlegenheid te brengen’. Het klinkt wel erg nobel. Essent kwam razendsnel met een alternatieve naam voor de actie (Svencouver werd Svenergy). Al is de site www.svencouver.nl nog steeds in de lucht.

Hebben we hier dus te maken met een opzettelijke vorm van aandachttrekkerij? Ik kan het me eerlijk gezegd niet voorstellen van een bedrijf als Essent. Het is wel gelukt.

Column verschenen in AD Sportwereld, 25 maart 2009.

Geduld is het toverwoord voor Feyenoord

Het bureau Sport+Markt doet jaarlijks onderzoek naar de waarde van voetbalclubs in het betaalde voetbal. Er wordt onder meer gekeken naar populariteit, imago, fans en commercieel beleid. De resultaten worden gebruikt voor het verdelen van inkomsten van de Eredivisie.

Als het gaat om populariteit staat Feyenoord al jaren op de derde plaats, na Ajax en PSV en voor AZ en Heerenveen. Als je kijkt naar aantrekkingskracht van clubs onder alle voetballiefhebbers, is Feyenoord gedaald naar de zevende plek. Het is het resultaat van de tegenvallende prestaties en de voortdurende onrust bij de club. Er lijkt maar geen einde te komen aan de stroom van negatieve berichten. Na de crisis Verbeek volgde het opstappen van Boudewijn Poelmann, daarna het bericht over de geldlening van 3 miljoen om de salarissen te betalen en nu weer de polemiek met oud-voorzitter Van den Herik. Publiciteit die de reputatie schaadt en het vertrouwen ondermijnt. Het is nog geen reden voor paniek. Feyenoord is, in de terminologie van mijn vakgebied, een sterk merk. Zeker voetbalmerken kunnen wel een stootje verdragen. Maar dan moet er wel snel iets gebeuren.

Met Been en Beenhakker staat er straks een ijzersterk duo aan het technische roer. Ze kennen de club door en door, ze hebben het netwerk en de capaciteiten om spelers aan te trekken en te behouden en ze hebben het vertrouwen bij de achterban op de kuipstoeltjes en op de business seats.

Ook in de bestuurskamer zullen er nieuwe gezichten verschijnen. Een groep Rotterdamse ondernemers staat klaar om miljoenen in de club te pompen. Geld is geen probleem, maar de durfkapitalisten willen er wel iets voor terug. Aandelen en twee zetels in de Raad van Commissarissen als controlemiddel. Met het aantrekken van vreemd kapitaal slaat Feyenoord een nieuwe weg in. En alhoewel ik overtuigd ben van de goede bedoelingen van de investeerders, heb ik geleerd dat filantropie niet bestaat. Een goedlopende voetbalclub kan een interessant investeringsproject zijn, kijk maar eens naar de financiële resultaten van PSV in de afgelopen jaren. Maar als de resultaten op het veld tegenvallen, supporters morren en inkomsten stokken, dan komt er onrust die met veel emotie gepaard gaat. Dan ontstaat de aandrang tot ingrijpen, zoals ondernemers dat gewend zijn. Maar een voetbalbedrijf kent andere wetmatigheden en krachten, dat heeft Frans van Seumeren, de eigenaar van Fc Utrecht, inmiddels ervaren. Vreemd kapitaal, zeker als het verdeeld raakt, kan zorgen voor nieuwe schisma’s. En dat is wel het laatste dat Feyenoord nodig heeft.

Wat Feyenoord vooral nodig heeft, is geduld. Het geduld om vijf jaar te bouwen aan een sterke ploeg op en naast het veld. Weg met de paniekaankopen en de paniekontslagen, weg met de interne oorlogen. Geef de club een paar seizoenen de tijd om nieuwe talenten te laten ontluiken en te werken aan vaste patronen en een eigen speelwijze. Het geduld om Feyenoord 1 te laten groeien tot een sterk team dat weer kan meedoen aan de race om het kampioenschap. Want geduld wordt beloond.

Column verschenen in AD Sportwereld, 12 maart 2009.